Eén van de meest voorkomende klachten in een grasmat is mosvorming. Mos is – net zoals het onkruid – niet goed voor het gras. Het verstikt de grasplantjes, waardoor deze niet goed groeien en kunnen afsterven. Mos groeit vooral op vochtige plaatsen, in de schaduw, waar snel verzuring van de bodem optreedt. Er zijn heel verschillende soorten mos. Levermossen bijvoorbeeld, veroorzaken een glibberige laag in het gras. Omdat mos al bij lagere temperaturen groeit dan gras, zal er in het vroege voorjaar altijd wat meer mosvorming zijn. Als de grasmat in goede conditie is, krijgt mos weinig kans. De grasplantjes hebben dan een gezonde groei en zijn sterk genoeg om het mos te verdringen.
In de herfst kunt u een dun laagje compost over de grasmat strooien. Compost is goed voor de bodemstructuur, het houdt de grond ‘open’ waardoor mos in het voorjaar minder kans krijgt zich te ontwikkelen. Mos verwijderen is geen eenvoudige zaak; hiervoor zijn verschillende (chemische) middelen verkrijgbaar, de zogenaamde ‘mosdoders’. Op de lange termijn zijn deze middelen echter niet afdoende: het mos gaat weliswaar dood maar de sporen overleven. Het werkelijke probleem (slechte groeiomstandigheden voor het gras) wordt er niet mee opgelost. Er zal dus opnieuw mos ontstaan.
Mosproblemen kunnen grotendeels worden voorkomen door een goede bemesting, voldoende licht en lucht voor de wortels, en een goede waterhuishouding. Om dit te bereiken, mag een jaarlijkse verticuteerbeurt niet ontbreken in het onderhoud van de graszoden.