Tot 1 cm. lange, grauwe-bruine pootloze larven met zwart-bruine kop vreten aan de wortels van de grassen. Zij leven vrij oppervlakkig in de grasmat en komen niet boven de grond. Toepassen van compost werkt vaak een aantasting van de rouwvlieg in de hand. Voeden zich met dode plantenresten. Als de populatie te groot wordt, vreten ze ook de levende planten aan.
De rouwvlieglarven zijn heel goed te bestrijden met insectparasitaire nematoden Steinernema feltiae. Insectparasitaire nematoden (ook wel aaltjes genoemd – niet te verwarren met schadelijk plantparasitaire aaltjes) zijn microscopisch kleine aaltjes die in symbiose leven met een bacterie. Eenmaal in de bodem uitgezet zoeken ze de rouwvlieglarven op en dringen de larven in. Eenmaal binnen scheiden de aaltjes een bacterie af die de larven doodt. In de dode larven ontstaat’een nieuwe generatie aaltjes die op zoek gaan naar nieuwe rouwvlieglarven om ze te infecteren. Insectparasitaire aaltjes kunnen niet lang buiten een “gastheer” overleven. Zijn er geen prooien meer, dan sterven de aaltjes. Insectparasitaire nematoden komen van origine voor in onze bodem en zijn daarom ook opgenomen in de Flora- en Faunawet.
Deze aaltjes zijn ongevaarlijk voor mens, dier, milieu en nuttige insecten.